“Ik werd wakker en kleedde me aan.
Er liepen twee vreemde mensen in huis die iets onverstaanbaars zeiden.
‘Wie bent u?’ vroeg ik.
‘Sjwsj en Sjnsj,’ zeiden ze.
Daar had ik niets aan en ik besloot voorlopig maar niets meer te vragen.
Voor ontbijt kreeg ik een raar soort krenten en iets wat op zoete modder leek.
‘Sjlosjgehuik,’ zeiden ze tegen me.
Ik knikte voor alle zekerheid en ging naar buiten.”
(Toon Tellegen, Mijn avonturen door V. Swchwrm, p.10)
Toen ik bovenstaand stukje tekst las bekroop mij een vreemd gevoel van herkenning. Herkenning van mijn vader. Van de verbazing over de omgeving en de berusting in die verbazing. Een dun boekje van Toon Tellegen dat ik ooit gratis had gekregen als Kinderboekenweek geschenk en twintig jaar lang stilletjes in een boekenkast had gestaan. Vond ik daar nu ineens een deurtje naar de beleefwereld van mijn vader? Is dit hoe mijn vader die wereld beleeft?
Ik heb veel nagedacht over een antwoord op deze vraag. Het is alsof de gaten in mijn vaders hersenen plaats hebben gemaakt voor een andere manier van beleven. Een manier van beleven die los staat van de manier die wij aangeleerd hebben gekregen. Los van taal, van categorieën en regels die ons helpen sociaal wenselijk te functioneren in onze maatschappij. Los van alles dat door de mens is bedacht.
De manier waarop wij ons leven inrichten en wat wij als de waarheid beschouwen heeft deze vorm gekregen doordat de mens het zo geboetseerd heeft. Honderd jaar geleden zag het leven en de waarheid er heel anders uit. Vijfhonderd jaar geleden weer anders, en drieduizend en dertigduizend jaar geleden nog eens anders. Op al deze meetmomenten waren de hoofdrolspelers dezelfde sapiens met dezelfde herseninhoud. De sociologische context evolueert met de biologische context van ons bestaan mee. Steeds weer een nieuwe toevalligheid die het meest efficiënt blijkt te werken aan het roer, totdat een andere toevalligheid een betere stuurman blijkt te zijn. Anno 2018 heeft dit geresulteerd in een leven dat wordt ingericht door een kapitaal gestuurde economie en een waarheid waarin het kapitalisme voor God lijkt te spelen. Geef ons nog eens vijftig jaar en er is misschien wel een wereld zonder kapitalisme denkbaar. Je zou dus kunnen zeggen dat leven zonder deze aangeleerde waarheden en regels helemaal geen toonbeeld hoeft te zijn van achteruitgang. Een persoon met dementie leeft misschien juist wel een veel waarachtiger leven dan de gemiddelde bewoner van deze aarde. Niet volgens extrinsieke ‘waarheden’, toevalligheden vermomd als dé realiteit. Maar volgens de intrinsieke behoeften van het gevoel.
Ter illustratie, beroepen en auto's die in onze samenleving samen gaan met status zullen weinig indruk maken op mijn vader. De snelheid waarmee de auto voorbij raast, of de schoonheid van het ontwerp waarschijnlijk wel. Net als de interesse die iemand in hem toont, cardioloog of straatmaker. Maar het meest illustrerende voorbeeld vindt plaats in de Albert Heijn. Mijn vader probeert boodschappen af te rekenen met zijn sleutelbos. De boodschappen in ruil voor zijn sleutelbos. Eten is een waardevol goed, het houdt je in leven. De sleutelbos is net zo goed waardevol, zijn meest waardevolle goed zelfs. Aan de ring hangen twee sleutels, een voor de auto en een voor zijn fiets. Het zijn letterlijk sleutels tot zijn vrijheid en autonomie. Een goede en logische deal dus.
Mensen in mijn omgeving vragen mij ook vaak of mijn vader nog weet dat ik zijn dochter ben. Een soort graadmeter om de ernst van de ziekte te bepalen. Het niet meer weten zou gelijk staan aan verlies. Verloren informatie, verloren connectie. Zo eenzijdig als deze graadmeter is de ziekte gelukkig niet. Het woord ‘dochter’ zegt mijn vader inderdaad niets. Het concept van een vader en dochter relatie ook niet. Het zijn woorden en concepten die de mens heeft bedacht om onze relatie te benoemen. Allemaal vormmatigheden die voor mijn vader geen rol meer spelen. De inhoud van de vorm daarentegen wel. Als ik zijn woonkamer binnen kom lopen lichten zijn ogen op. Hij voelt onze connectie en zoekt contact. Eenzelfde connectie en hetzelfde contact dat sapiens honderd, vijfhonderd, drieduizend en dertigduizend jaar geleden ook bij elkaar hoopten te vinden. Als geluk bij een ongeluk kan dementie je de ogen openen over de onwaarde van veel van onze waarheden en je een duwtje geven in de richting van een bijzonder puur begrip van het leven.